Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7429

Datum uitspraak2005-11-17
Datum gepubliceerd2005-12-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/3867 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wijze van berekening van de op de periodieke uitkering toegepaste korting van het VN-pensioen. Officiële wisselkoersen.


Uitspraak

04/3867 WUV U I T S P R A A K in het geding tussen: [eiseres], wonende te [woonplaats] (Indonesië), eiseres, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder dagtekening 27 februari 2004, kenmerk JZ/D80/2004/0149, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet). Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift, met bijlagen, is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft eiseres de gronden van haar beroep schriftelijk nader toegelicht, onder inzending van stukken. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 6 oktober 2005. Aldaar is eiseres, met voorafgaand bericht, niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. II. MOTIVERING Blijkens de gedingstukken is eiseres, geboren in 1930, in 1998 met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Wet gelijkgesteld met de vervolgde. Als zodanig is haar toen een periodieke uitkering toegekend, berekend naar de ingevolge de Wet geldende minimum-grondslag in Indonesische roepia. Ingevolge artikel 19, eerste lid onder d, van de Wet wordt op de periodieke uitkering een korting toegepast vanwege een haar tevens toekomend pensioen uit een vroegere betrekking bij de Verenigde Naties (hierna: VN-pensioen). In beroep heeft eiseres zich met name gekeerd tegen de in het bestreden besluit gehandhaafde wijze van berekening van de op haar periodieke uitkering toegepaste korting van het VN-pensioen. In dit verband is naar voren gebracht, samengevat, dat bij de omrekening van dit, in Amerikaanse (US) dollars uitgekeerde pensioen naar roepia, ten onrechte wordt uitgegaan van de officiële wisselkoersen en niet van de bedragen in roepia die zij na omwisseling feitelijk van haar Indonesische bank ontvangt. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt. In eerdere soortgelijke geschillen heeft de Raad in vaste rechtspraak aanvaardbaar geoordeeld dat bij de omrekening van uitkeringen en kortingen in buitenlandse valuta wordt uitgegaan van de gemiddelde waarde van die valuta op de Nederlandse markt, waartoe de door de ABN Amro bank gehanteerde koersen worden toegepast. De Raad heeft hierbij in aanmerking genomen dat het hanteren van feitelijke dagkoersen wegens de daaraan verbonden uitvoeringstechnische problemen in redelijkheid niet van verweerster gevergd kan worden. Hetgeen door eiseres is aangevoerd heeft de Raad in dit geval niet tot een ander oordeel gebracht. De extra omrekening die hier nog heeft plaatsgevonden van (US-dollars in) euro naar roepia heeft naar berekening van verweerster, aan welke berekening de Raad geen reden heeft tot twijfel, voor eiseres geen nadeel opgeleverd. Namens verweerster is nog meegedeeld dat volgens door haar gehanteerde richtlijnen wel rekening gehouden zou kunnen worden met daadwerkelijk verkregen bedragen in roepia, indien het VN-pensioen niet - zoals hier gebeurt - op een zogenoemde dollarrekening wordt aangehouden maar direct zou worden omgezet in roepia. Eiseres neemt evenwel wisselende bedragen op van haar dollarrekening, zodat toepassing van die richtlijnen hier niet mogelijk is aldus verweerster. Deze zienswijze acht de Raad in overeenstemming met hetgeen hiervoor is opgemerkt over de uitvoeringsproblematiek bij het toepassen van dagkoersen. Wat betreft de door eiseres nog ter sprake gebrachte bankkosten is namens verweerster ter zitting aangegeven dat ook naar het verleden de gemaakte bankkosten op het te korten bedrag in mindering zijn gebracht. Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten. Beslist wordt derhalve als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 november 2005. (get.) C.G. Kasdorp. (get.) R.B.E. van Nimwegen.